Het Odd Fellows jaarboek 2019 is uitgebracht en onder de broederen van de Eem Loge No 36 verdeeld. ‘Meeleven’ is de titel die het heeft meegekregen. Het jaar 2019 is ook het jaar waarin de Independent Order of Odd Fellows zijn tweehonderd jarig bestaan viert. Dat wil niet zeggen dat er daarvoor niets was. De I.O.O.F. is bepaald niet plotseling uit de lucht komen vallen. Onze vroegste geschiedenis gaat zeker terug tot de tijd van de gilden en Bauhütten in de middeleeuwen.
Een tijd waarin het begrip ‘sociale zekerheid’ nog niet bestond zoals in z’n huidige betekenis en toepassing in de 21e eeuw. En toch was er ook toen al sprake van een soort “vangnetconstructie” voor vaklieden in allerlei beroepen. Zij, de meesters, verenigden zich in een voor hun beroepsgroep opgerichte gilde.
Nu vraag je je waarschijnlijk af, waarom zouden al die mensen lid worden van een gilde? Er waren heel goede redenen om lid te worden van een gilde. Het gilde zorgde ervoor dat alleen hun leden rechtmatig hun beroep mochten uitoefenen, om bakker in een stad te mogen zijn moest je je dus aansluiten bij het bakkersgilde. Ook stelde het gilde regels op voor haar leden en controleerde deze. Voorbeelden van deze regels waren bijvoorbeeld prijs- en kwaliteitsafspraken. Zo zorgde het bakkersgilde er bijvoorbeeld voor dat al haar leden hun brood voor dezelfde prijs verkochten zodat er geen concurrentie zou ontstaan en de klanten liever naar bakker A dan naar bakker B gingen. Tot slot zorgde het gilde voor saamhorigheid en behartigde het de belangen van hun leden. De gilden hadden grote economische en politieke macht en konden dus echt dingen voor elkaar krijgen. Ook zorgde het gilde voor haar zieke of oudere leden. Je zou de gilden van toen kunnen vergelijken met de vakbonden (of broodfondsen) van nu.
Aangezien je alleen je beroep mocht uitoefenen als je lid van een gilde was konden de gilden eisen stellen aan hun leden. Je kon dus niet zomaar lid worden van een gilde. Als je lid wilden worden van een gilde moest je als jongen op jonge leeftijd bij een gildemeester in de leer. Hier leerde je de basis van het vak. Als de gildemeester na een tijdje tevreden was over je werk kon hij je benoemen tot gezel, dit betekende dat je betaald kreeg voor je werk bij de gildemeester. Na een lange tijd (meestal tussen de vijf en negen jaar) gezel te zijn geweest kon je de meesterproef afleggen. De meesterproef was een soort stage-afsluiting waarbij je echt liet zien dat je het vak meester was. Een voorbeeld van een meesterproef is bijvoorbeeld een hele mooie ingewikkelde stoel maken. Pas nadat je geslaagd was voor de meesterproef mocht je lid worden van het gilde. Dit betekende dat je je eigen bedrijf mocht beginnen.
De Independent Order of Odd Fellows was van oorsprong ook een organisatie waar een zekere mate van ‘sociale zekerheid’ gevonden kon worden. De opdracht die de oprichter Thomas Wildey aan alle Odd Fellows gaf en die vermeldt staat op onze regalia: “de zieken te bezoeken, de bedroefden te troosten, de doden te begraven en de wezen op te voeden” is voor Odd Fellows een leidraad voor hun levenshouding.
Het devies van de Odd Fellows gesymboliseerd in drie schakels luidt “Vriendschap, Naastenliefde en Waarheid” dit wil zeggen “het geven van vriendschap, het tonen en beoefenen van naastenliefde en het zoeken naar waarheid”..
Sommige elementen van die ‘leerweg’ zien we nog steeds terug in onze Orde. Als je lid wilt worden van de Independent Order of Odd Fellows dan onderga je eerst een ‘inwijdingsritueel’ om vervolgens de graden van de Vriendschap, de Liefde en de Waarheid te ontvangen. Dat geschiedt in een periode van twee jaar na je inwijding. Het is een periode van vooral zoeken naar zingeving en setteling in de Orde. Lid worden van de Odd Fellows is een sprong in het duister met een gegarandeerd zachte landing. “Mens, durf mee te leven”.
Rob de Boer
23-12-2018